23391 |
heiligenbeeld |
heilige:
heilige (L371a Geistingen),
heiligenbeeld:
heiligebeelde (L371a Geistingen)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
medaliej (L371a Geistingen)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23751 |
heiligenprentje |
beeldje:
beeldje (L371a Geistingen)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23964 |
heiligschenner |
heiligschender:
heiligsjénner (L371a Geistingen)
|
Een heiligschenner, -schender. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23963 |
heiligschennis |
heiligschennis:
heiligsjénnis (L371a Geistingen)
|
Heiligschennis, heiligschending, heiligschenderij, sacrilegie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
heimwiej (L371a Geistingen)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
26734 |
heizode |
heiris:
hęi̯res (L371a Geistingen)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
heiploegen:
hē̜i̯plōgǝ (L371a Geistingen),
snijden:
snijǝ (L371a Geistingen)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
varen:
vārǝ (L371a Geistingen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L371a Geistingen)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|