23619 |
het zielboek voldoen |
betalen aan het zondagsgebed:
betale aan et zondesgebed (L371a Geistingen)
|
Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32924 |
heukelingen spreiden |
uitereengooien:
utręi̯nguǝi̯ǝ (L371a Geistingen)
|
Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.]
I-3
|
17645 |
heup |
heup:
hoop (L371a Geistingen)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
18087 |
heupjicht |
gicht:
gicht (L371a Geistingen),
kramer:
kriemer (L371a Geistingen)
|
flerecijn (heupjicht; Fr. sciatique) [ZND 01u (1924)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17776 |
hiel |
vers:
vês (L371a Geistingen)
|
hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
23901 |
hiernamaals |
hiernamaals:
hiejnaomaals (L371a Geistingen)
|
Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18012 |
hijgen |
gijgen:
zie giegen (L371a Geistingen)
|
zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
18029 |
hik |
hik:
hik (L371a Geistingen)
|
Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22774 |
hinkelen |
hinkelen:
Meestal hinken genoemd.
hinkelen (L371a Geistingen),
hinken:
/
hinken (L371a Geistingen),
Sub hinkelen: meestal hinken genoemd.
hinken (L371a Geistingen)
|
hinkelen [SND (2006)] || Kinderspel.
III-3-2
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkelpaard:
Sub sjòggelen: veelvuldig schudden.
sjòggelpèèrd (L371a Geistingen),
schommelpaardje:
/
sjomelpèèrdje (L371a Geistingen)
|
[Schommelpaard]. || schommelpaardje [SND (2006)]
III-3-2
|