18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hoot (L371a Geistingen)
|
Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̄jǝ (L371a Geistingen),
hø̄jǝn (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
34099 |
hoef van de koe |
klauw:
klau̯w (L371a Geistingen)
|
De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b]
I-11
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
kórnər (L371a Geistingen)
|
Hoekschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22358 |
hoepel |
reep:
reip (L371a Geistingen)
|
1. Hoepel.
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reipen (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen),
/
rijpe (L371a Geistingen),
Sub reip, (1).
reipe (L371a Geistingen)
|
[SND (2006)]Hoepelen. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || rijpen [SND (2006)]
III-3-2
|
32937 |
hoeveelheid hooi die men opsteekt |
gaffel:
gafǝl (L371a Geistingen)
|
De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a]
I-3
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
benjǝ (L371a Geistingen),
bęnjǝ (L371a Geistingen)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
28524 |
hongerzwerm |
hongerzwerm:
hoŋǝrzwęrm (L371a Geistingen)
|
Bijenvolk dat door de honger gedreven, kast of korf verlaat. Wanneer er in de woning geen druppel honing en korrel stuifmeel meer is, besluit het bijenvolk tot massale vlucht. Door het feit dat de bijen geen gevulde honingblaasjes hebben, steken zij snel en geducht. Een hongerzwerm komt echter slechts sporadisch voor. [N 63, 37c; N 63, 37e]
II-6
|
21043 |
honing |
honing:
hōneŋ (L371a Geistingen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|