24097 |
jezuïet |
jezuet:
jezwiet (L371a Geistingen)
|
Een Jezuiet [Jozefiet, Zjezwiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
juŋ (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
baggen (mv.):
baqǝ (L371a Geistingen),
bagje:
bɛkskǝ (L371a Geistingen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
piper (L371a Geistingen)
|
Jonge duif.
III-3-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vrijer (L371a Geistingen)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
24623 |
judaspenning |
judaspenning:
-
judaspenning (L371a Geistingen)
|
tuinjudaspenning [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
33958 |
jukriem |
disselriem:
destǝlrēm (L371a Geistingen)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18232 |
juweel |
juweel:
juweel (L371a Geistingen)
|
Juweel. Een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raak (L371a Geistingen)
|
Kaakrand waarin de tanden staan (kaakbeen, raak) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kletskop:
kletskop (L371a Geistingen)
|
Kaal hoofd [hebben] (kletskop, plaat - ANDERE UITDRUKKINGEN: bv. volle maan, maan schijnt, biljartbal e.d.). [N 109 (2001)]
III-1-1
|