21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
plèkke blieve (Q021p Geleen),
(of dit oud is weet ik niet).
plekke (Q021p Geleen)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22127 |
(de kapsule) in de klok stoppen |
in de klok duwen:
huls in de klok duuje (Q021p Geleen),
klokken:
klokke (Q021p Geleen)
|
de ijzeren kapsule (met ring) in de klok stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21951 |
(eieren) leggen |
(eieren) leggen:
eier ligge (Q021p Geleen),
lègke (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
(M?is).
wĕrt (Q021p Geleen)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
22110 |
(het) lossen |
lossen:
losse (Q021p Geleen),
lossing:
lossing (Q021p Geleen)
|
het lossen zelf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18809 |
(iets) bevinden |
bevinden:
bevaenje (Q021p Geleen),
keuren:
keŭre (Q021p Geleen)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22004 |
(ijzeren) kapsule |
busje:
’t böske (Q021p Geleen),
huls:
huls (Q021p Geleen)
|
Hoe heet die kapsule? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21955 |
(melk) voederen |
voederen:
voore (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder: het opgeven van die melk aan de jongen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
stoten:
de kop stoate (Q021p Geleen),
mit de kop stoate (Q021p Geleen)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
flinke stiepen:
héé héét flinke sjtiepe ónger de zeikkelder (Q021p Geleen)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|