25531 |
met zwakke werking |
slap:
šlap (Q021p Geleen),
zwak:
šwāk (Q021p Geleen)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van bloem die nat is of geen weerstand heeft. Deze bloem is in het algemeen van inlandse komaf en daardoor zou men zeggen van slechtere kwaliteit [N 29, 16]
II-1
|
28067 |
meterstok |
vaarstek:
vārštɛk (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gereedschap van de opzichter. Soort stok van 1 m lengte met als handgreep een klein houweeltje waarvan de ene kant scherp was en waarvan de andere kant een hamertje vormde. In lage pijlers hadden meester-opzichters soms een stokje van 0.5 meter. Met de meterstok kon men in steenwerk vooral direct de afstand tussen de ondersteuningen nameten, bouten aanslaan of vastzetten en losse stenen aankloppen of wegtrekken, aldus de informant van Q 15. [N 95, 129; monogr.]
II-5
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlē̜r (Q021p Geleen),
mɛtsǝlē̜r (Q021p Geleen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
braotwoosj (Q021p Geleen),
droogworst:
ae aan elkaar
druaegwoosj (Q021p Geleen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
medam (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
mauwen:
eigen spellingsysteem
mäuwen (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (Q021p Geleen),
s nadenoens:
sjnaodenoans (Q021p Geleen)
|
middag [RND] || s middags
III-4-4
|
27612 |
middagdienst, late dienst |
middagschicht:
medexšex (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Willem-Sophia])
|
De werktijd van ''s middags 2 uur tot ''s avonds 10uur. Volgens Defoin (pag. 209) wordt de namiddagdienst in de pijlers waar de kolenwinning tijdens de morgendienst geschiedt, besteed aan het verplaatsen van de installaties en de nachtdienst aan de dakbreuk. In die waar de kolenwinning tijdens de namiddagdienst geschiedt, verricht men de verplaatsing van de installaties in de nachtdienst en de dakbreuk in de volgende morgendienst. Voor de middagdienst had men, volgens de informant van Q 15, een driekantige penning. Zie ook het lemma Controlepenning. [N 95, 117; monogr.; Vwo 509; Vwo 510; Vwo 807]
II-5
|
17838 |
middagdutje |
middagslaap:
middigsjlaop (Q021p Geleen),
ungeren (zn.):
onjere (Q021p Geleen),
ónjere (Q021p Geleen)
|
middagdutje [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren (ww.):
onjeren (Q021p Geleen),
ónjere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|