17927 |
onvast ter been (zijn) |
niet goed op de benen:
neet goot oppe bein (Q021p Geleen)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28071 |
onverantwoord kolen delven |
wegruppen/-roppen:
węxrǫpǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510]
II-5
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
steenbok (Q021p Geleen)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kō (Q021p Geleen)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
ònwurdig (Q021p Geleen)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
hommelschuil:
(h)ommelsjoel (Q021p Geleen)
|
donderbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
hommelweer:
ommelwêr (Q021p Geleen),
onweer:
onweder (Q021p Geleen)
|
onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
niet goed:
neet good (Q021p Geleen),
zich neet good veule (Q021p Geleen),
niet in orde:
neet in orde zeen (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
niet lekker:
neet lekker veule (Q021p Geleen)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
niet op zijn gemak:
neet op zie gemaak (Q021p Geleen),
onbekwaam:
onbekwuâêm veule (Q021p Geleen)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
ooze livven heër (Q021p Geleen)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|