28900 |
persplank, strijkplank |
persplank:
pē̜šplaŋk (Q021p Geleen)
|
Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 à 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28919 |
persspons |
spons:
špons (Q021p Geleen)
|
Een spons, lap of een opgerolde prop van stof of anderszins waarmee men de stof bij het persen bevochtigt. De informant van L 330 gebruikte in plaats van een spons een sopper. Dit was een aan één zijde tot handvat bij elkaar geregen linnen perslap. De andere kant van de perslap ø̄sopteø̄ men dan in het water. De informant van L 271 gebruikte een pinsel en lijkt het daarbij over hetzelfde te hebben. Het wordt omschreven als een lap stof van 15x30 cm die tot de helft werd ingeknipt en in stroken van 7 cm werd opgerold en vastgehecht tot handvat. [N 59, 27]
II-7
|
28899 |
perstafel, strijktafel |
strijktafelplank:
štrīktǭfǝlplaŋk (Q021p Geleen)
|
De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
33566 |
perzik |
merketon:
merketon (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem additie bij vraag 117 e.v. = perzik
merketon (Q021p Geleen),
pche (fr.):
pees (Q021p Geleen),
peesj (Q021p Geleen)
|
perzik [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|
19139 |
pesterij |
judasserij:
joedasserie (Q021p Geleen),
temptatie:
temtaasje (Q021p Geleen)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
patsj (Q021p Geleen),
met klep
patsj (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
petekind:
paetekendj (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
een peetdochter [N 96D (1989)] || een peetzoon [N 96D (1989)] || een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
28212 |
petlamp |
koplamp:
kǫplamp (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450]
II-5
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
stinkerd:
sjtinkert (Q021p Geleen),
(ouder).
sjtinkert (Q021p Geleen)
|
petroleum || petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23835 |
petrus en paulusprocessie |
processie (<lat.):
precesse (Q021p Geleen)
|
De processie op de zondag na St. Petrus en Paulus [peter en pauls brónk]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|