22660 |
poppenspel |
poppenkast:
poppekas (Q021p Geleen),
Karte 353.
poppenkast (Q021p Geleen)
|
De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] || Puppentheater.
III-3-2
|
24490 |
populier (alg.) |
canadas:
kanadas (Q021p Geleen),
popelaar:
popeleer (Q021p Geleen)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
Karte 74.
porte(-)feuille (Q021p Geleen)
|
Brieftasche
III-3-1
|
21481 |
portemonnee, beurs |
beurs:
(identiteitsbewijs of rijbewijs had niemand).
beusj (Q021p Geleen)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27681 |
portier |
portier:
pǫrtēr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.]
II-5
|
27682 |
portiersloge |
portier:
pǫrtēr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
portiersloge:
pǫrtērslōžǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ruimte waar de portier zich bevindt. Uit de woordtypen "penningcontrole", "penningenboede" en "markenboede" blijkt dat de portier ook soms de dienstpenningen uitgaf. [N 95, 4]
II-5
|
21203 |
postbode |
brievendrager:
breevedraeger (Q021p Geleen),
brevedraeger (Q021p Geleen),
post:
pos (Q021p Geleen),
poͅz (Q021p Geleen)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND]
III-3-1
|
21141 |
postkoets |
postkoets:
poskoetsj (Q021p Geleen),
pòskŏtsj (Q021p Geleen)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21207 |
postzegel |
postzegel:
poszeegel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
poszegel (Q021p Geleen)
|
het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33171 |
poten |
poten:
pǭtǝ (Q021p Geleen)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|