18058 |
rochelen |
reutelen:
reutele (Q021p Geleen)
|
rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
rode wiemer:
roa wiemer (Q021p Geleen),
wiemelen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
wiemel (Q021p Geleen),
wīēmel (Q021p Geleen),
wiemer:
wiemer (Q021p Geleen),
wiemeren:
wiemere (mv.) (Q021p Geleen),
wiemerten:
eigen fon. aanduidingen De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
wiemerte (Q021p Geleen)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
karoot:
karōt (Q021p Geleen),
kroot:
kroat (Q021p Geleen),
krōǝt (Q021p Geleen),
rode kroot:
rōǝ krōǝt (Q021p Geleen),
saladekroot:
šlātkrōǝt (Q021p Geleen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
rode kroten:
roa kroaten (Q021p Geleen),
saladekroten:
sjlaatkroate (Q021p Geleen)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24508 |
rode bosbes |
wolbert:
eigen spellingsysteem
wolberte (Q021p Geleen)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
roo kappes (Q021p Geleen),
rood moes:
road moos (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem additie bij vraag 117 e.v. = rode kool
roêdmoos (Q021p Geleen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N 82 (1981)]
I-7
|
21733 |
roede |
roe(de):
roe (Q021p Geleen)
|
een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25314 |
roede, maat van 14 m2 |
roede:
roe (Q021p Geleen),
roo (Q021p Geleen)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21183 |
roeien |
roeien:
roeien (Q021p Geleen)
|
door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21184 |
roeispaan |
roeispaan:
roeisjpaan (Q021p Geleen)
|
het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)]
III-3-1
|