31135 |
spoorleer, achtervoering |
verslap:
vę̄šlap (Q021p Geleen)
|
Reparatiestuk dat in de schoen gezet wordt, als deze van binnen aan de hiel doorgesleten is. Aras II spreekt in een hoofdstuk over "andere voorkomende herstellingen" op pag. 310 als volgt over het "vernieuwen van spoorleders of achtervoering in lage schoenen": "Bij goedkoop confectieschoeisel komt deze herstelling zeer dikwijls voor, omdat daarin meestal mindere kwaliteit van voering wordt gebruikt. Om deze herstelling goed uit te voeren, wordt de voering zover ze versleten is van boven losgemaakt en naar onderen toe uitgesneden; de afgesneden kanten worden zo dun mogelijk aangeschalmd. Een nieuw stuk wordt gesneden, met opzijde een overslag van 1,5 cm en van onderen 1 cm. We schalmen deze kanten dun aan en van onderen knippen we er van achteren enkele stukjes uit in den vorm van een V, juist zoals soms bij een achteromrand wordt gedaan. Beide delen worden ingesmeerd met cementlijm, daarna ingeplakt en gestikt. Versleten inlegzolen moeten ook vernieuwd worden. [N 60, 233h]
II-10
|
18484 |
spoorleer, achtervoering [wld ii.10, p. 60] |
verslap:
vaesjlap (Q021p Geleen)
|
Leer dat in de schoen gezet wordt als deze van binnen aan de hiel is doorgesleten (spoorleer?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
28340 |
spoorploeg |
spoorploeg:
špǭrplōx (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ploeg die verantwoordelijk is voor het aanleggen van nieuwe sporen en het onderhouden van de bestaande. [N 95, 697; monogr.]
II-5
|
21160 |
spoorweg |
ijzerbaan:
Opm. is verouderde benaming.
iezerbaan (Q021p Geleen),
ijzerweg:
Opm. v.d. invuller: is vroegere benaming (± 1930).
iezerwaeg (Q021p Geleen),
spoor:
sjpoar (Q021p Geleen),
spaor (Q021p Geleen),
spoar (Q021p Geleen)
|
een weg met rails waarover men wagens die mechanisch voortbewogen worden, laat lopen voor het vervoer van personen en goederen [spoorweg, route, ijzerenweg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝšpǭrǝ (Q021p Geleen)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
19707 |
sport van een stoel |
lat:
lat (Q021p Geleen)
|
ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)]
III-2-1
|
18532 |
sportvest |
sportvest:
sjportves (Q021p Geleen)
|
een sportvest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
19359 |
spotten |
aanstellen:
aansjtelle (Q021p Geleen),
gekken:
gèkke (Q021p Geleen),
spotten:
sjpotte (Q021p Geleen)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sjpriëef (Q021p Geleen)
|
spreeuw [SGV (1914)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q021p Geleen),
kallen (Q021p Geleen),
praten:
praote (Q021p Geleen),
proate (Q021p Geleen),
spreken:
sjprêkə (Q021p Geleen)
|
praten [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|