19538 |
straatbezem |
stoepbezem:
Zie tekening:2 (midden)
schtoebaezəm (Q021p Geleen),
schtoepbaezəm (Q021p Geleen)
|
bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
zijp:
ziep (Q021p Geleen)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straf geven:
sjtroaf gève (Q021p Geleen),
straffen:
sjtroave (Q021p Geleen)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
Karte 171.
penalty/penanty (Q021p Geleen)
|
Elfmeter (im Fussballspiel).
III-3-2
|
29103 |
straling |
ruimte:
rȳmtǝ (Q021p Geleen)
|
Straling of trekking in het pand door een te kleine vulling of doordat het binnenwerk te klein staat. [N 59, 95]
II-7
|
27940 |
strekijzer |
ijzeren schoor:
īzǝrǝ šǭr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
schoor:
šǭr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.]
II-5
|
18776 |
streng |
strang:
sjtrang (Q021p Geleen),
štraŋk (Q021p Geleen),
streng:
sjtreng (Q021p Geleen)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)]
II-7, III-1-4
|
19083 |
streng (bn.) |
strang:
sjtrang (Q021p Geleen)
|
streng (bijv. nw.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
strang:
sjtrank (Q021p Geleen)
|
streng (garen) [SGV (1914)]
III-1-3
|
29140 |
strengen |
klinken:
klęi̯ŋkǝ (Q021p Geleen)
|
Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.]
I-13
|