id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18159 | verbinden van een wonde | verbinden: verbaenje (Geleen), verbinje (Geleen) | verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
25618 | verbranden | verbranden: vørbrɛnt (Geleen) | Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.] II-1 |
18940 | verbruien | mislukken: mislŭkke (Geleen), verbruien: verbruje (Geleen), verbruuje (Geleen), verbruën (Geleen) | door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] III-1-4 |
17932 | verdacht rondlopen | sluipen: sjloepe (Geleen), veel in hebben: veil in höbbe (Geleen) | Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21798 | verdachte zaak | duister: duuster (Geleen) | een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)] III-3-1 |
22884 | verdediger | back (eng.): bek (Geleen) | Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)] III-3-2 |
21796 | verdenken / verdenking? | verdenken: ⁄t verdĕnke (Geleen) | het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21797 | verdenking | verdenking: verdenking (Geleen) | het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)] III-3-1 |
21889 | verdienen | verdienen: geljt verdeene (Geleen) | geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)] III-3-1 |
19377 | verdieping | zool: zoǝl (Geleen [(Maurits)] [Laura, Julia]), zǭl (Geleen [(Maurits)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] II-5 |