28326 |
voerman |
voerman:
vōrman (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De man die bij het ondergronds kolentransport de paarden leidde. [N 95, 936; N 95, 937]
II-5
|
21134 |
voertuig |
kar:
kar (Q021p Geleen),
Opm. bijvoorbeeld: hanjdkar, sjtoatkar.
kar (Q021p Geleen),
wagen:
wage (Q021p Geleen)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17777 |
voet |
voet:
veut (Q021p Geleen),
voot (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
poot:
peùt (Q021p Geleen),
pö:t (Q021p Geleen)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
27996 |
voet van de pijler |
voet pijler:
vōt [pijler] (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Julia])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (Q021p Geleen)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
vut}/[vūt}baller (Q021p Geleen)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|
23187 |
voetbalspel |
voetballen:
Karte 163.
vut}ballen n. (Q021p Geleen)
|
Fussball(veranstaltung).
III-3-2
|
23028 |
voetbalwedstrijd |
wedstrijd:
wedstrijd (Q021p Geleen),
Karte 166.
wedstrijd (Q021p Geleen)
|
(Fussball)spiel. || Voetbalwedstrijd.
III-3-2
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vootebenkske (Q021p Geleen)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|