28279 |
wagens kippen |
kiepen:
kipǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Volle mijnwagens met behulp van een kipper omkantelen. Bij de meeste in dit lemma opgenomen opgaven behoort wagens of berlijns als object. [N 95, 693; monogr.; Vwo 417; Vwo 420; Vwo 865]
II-5
|
28318 |
wagenvervoer met lieren |
liervervoer:
liervervoer (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Het verplaatsen van mijnwagens over korte afstand door middel van lieren. [N 95, 703]
II-5
|
17943 |
waggelen |
strompelen:
sjtrompele (Q021p Geleen),
taffelen:
taffele (Q021p Geleen),
waggelen:
waggele (Q021p Geleen)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
21162 |
wagon |
spoorwagen:
sjpoarwage (Q021p Geleen),
wagon (<eng.):
wagon (Q021p Geleen)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25214 |
wak in het ijs |
lok:
ei loak (Q021p Geleen),
wel:
ein wel (Q021p Geleen)
|
gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19477 |
walm |
kwalm:
kwalm (Q021p Geleen),
zwadem:
sjwaam (Q021p Geleen),
zjwáám (Q021p Geleen)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
noot:
noot (Q021p Geleen),
mv. neut
noot (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
25525 |
wan |
kafmandel:
kāfmaŋǝl (Q021p Geleen)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
17929 |
wandelen |
kuieren:
kuiere (Q021p Geleen),
taffelen:
Van Dale: zich moeilijk voortbewegen.
taffele (Q021p Geleen),
trampelen:
trampele (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
wandelen:
wanjele (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|