27695 |
watertoren |
watertoren:
wātǝrtǭrǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 20]
II-5
|
18123 |
waterzucht |
water:
t waater (Q021p Geleen)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20542 |
wecken |
inmaken:
inmaake (Q021p Geleen),
inmààke (Q021p Geleen),
inmáákə (Q021p Geleen),
wecken:
wèkkə (Q021p Geleen)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21906 |
wedstrijdduif |
postduif:
post-doef (Q021p Geleen),
reisduif:
reis-doef (Q021p Geleen),
vliegduif:
vleeg doeve (Q021p Geleen)
|
Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
widdevrouw:
widdevrouw (Q021p Geleen),
widvrouw:
wet˃vroͅu̯ (Q021p Geleen),
widvrouw (Q021p Geleen)
|
weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
weduwnaar:
weduwnaers (Q021p Geleen),
widdeman:
widdeman (Q021p Geleen),
widman:
wetmanə (Q021p Geleen),
widman (Q021p Geleen)
|
Kent U daarin diverse variëteiten of rassen? Welke? Geef naam en eigenschappen. [N 93 (1983)] || weduwmaar || weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2, III-3-2
|
21973 |
weduwschapsspel |
weduwschapsspel:
wedeschapsspeel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
weduwsjaps-sjpel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
Bij gepaarde duiven, even voor het inkorven, wordt aan de in te korven duif de partner getoond (weduwschapspel)? [N 93 (1983)] || Hoe heet dit spel als de doffer thuis blijft? [N 93 (1983)] || Hoe heet dit spel als de duivin thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25579 |
weegtoestel |
waag:
wōx (Q021p Geleen),
wǭx (Q021p Geleen)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
19346 |
weerbarstig |
dwars:
dwaĕsj (Q021p Geleen),
wars:
waesj (Q021p Geleen)
|
zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
dubbel kruin:
döbbele kruun (Q021p Geleen)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|