e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eeltwrat, zweelwrat weeldeknobbel: weeldeknobbel (Geleen) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aanmerking maken get verwijten: get verwīēte (Geleen) iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] III-1-4
een aflaat verdienen aflaat verdienen: d`n aaflaot verdeene (Geleen) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een april een april: 1-apr (Geleen) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
een askruisje halen askruisje halen: esjkrutske haole (Geleen) Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)] III-3-3
een bevel opvolgen luisteren: loestere (Geleen), loesteren (Geleen) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een blauwtje lopen een blauwe scheen gekregen: eine blauwe sjeen gekregen (Geleen), hij heeft hem afgedaan: hae haet ’m aafgedaon (Geleen) een andere benaming voor: hij heeft een blauwtje gelopen. Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: --. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? (bv. hij heeft een blonde gelopen, een blauwe scheen krijgen, enz) [DC 52 (1977)] III-2-2
een bochel inwerken een pokkel derin werken: ęjnǝ pokǝl dren werkǝ (Geleen) Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89] II-7
een borrel drinken pitsen: pitsjə (Geleen) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən bōtəram šmērə (Geleen) smeren [RND] III-2-3