28247 |
etage |
etage:
ętāš (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Etage van een liftkooi. Een kooi heeft meestal vier van dergelijke etages. Volgens de invuller uit Q 202 konden op de vier Oranje-Nassaumijnen 15 man per etage en in totaal 60 man per liftkooi worden vervoerd. [N 95, 86; monogr.]
II-5
|
21854 |
etalage |
vitrine (fr.):
vetrīēn (Q021p Geleen)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
aete (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
ète (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
éétə (Q021p Geleen)
|
eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)], [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
overblijfselen:
Syst. WBD
euverbliefsel (Q021p Geleen)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21374 |
etiquette - <stroef persoon> |
stugge, een ~:
sjtugge (Q021p Geleen)
|
niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18047 |
etter |
gezweer:
gesjwèèr (Q021p Geleen)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
24143 |
europese kanarie |
girlits (du.):
gèrlitsj (Q021p Geleen)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23610 |
evangelie |
evangelie:
evangeliej (Q021p Geleen)
|
De tweede lezing, het evangelie [t evangillie, evangjillióm?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20172 |
familie |
familie:
de famielie (Q021p Geleen),
femielje (Q021p Geleen)
|
het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fanfare (Q021p Geleen),
fanfār (Q021p Geleen)
|
Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|