e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aftekenen met krijt krijten: krītǝ (Geleen) In verband met het passen de kledingstukken aftekenen met krijt. [N 59, 75; N 59, 74] II-7
aftroggelen affoetelen: aaffoetelen (Geleen), afzetten: aafzèète (Geleen) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] || troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afvallen van bladeren rijzelen: aan ’t ríézelen (Geleen), ruizelen: ruzele (Geleen) afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
afvoerband afvoerband: afvūrbanjt (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bandtransporteur voor de afvoer van de gewonnen kolen. Het woordtype "a.b." (L 265, Q 33) is een afkorting voor afvoerband. [N 95, 637; monogr.] II-5
afwas afwas: aafwesch (Geleen), spoel: schpeul (Geleen) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwassen afwassen: aafwĕsche (Geleen), spoelen: schpeule (Geleen) vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
afwasteil, afwasbak spoelbak: sjpeulbak (Geleen, ... ) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1
afwaswater spoelwater: schpeulwater (Geleen) Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwisselen bij het broeden afwisselen: aafwissele (Geleen), aafwèssele (Geleen) Hoe heet verder: afwisselen bij het broeden? [N 93 (1983)] III-3-2
agnus dei communie (<lat.): kemuune (Geleen) Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)] III-3-3