19264 |
gewillig |
gewillig:
gewillig (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27643 |
gewond raken |
knel zitten:
knɛl zetǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De mijnwerker raakte nogal eens gewond bijvoorbeeld door met de hand of voet tussen de machine te komen of op een andere manier geklemd te raken of door been- of armbreuk. Het woordtype "lak afhebben" werd volgens Loontjens (pag. 36) op de mijn Maurits gebruikt, wanneer iemand een schaafwond opliep. [N 95, 955; monogr.; Vwo 136; Vwo 137]
II-5
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gevrich (Q021p Geleen)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27594 |
gezellenhuis |
gezellenhuis:
gǝzęlǝhūs (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17]
II-5
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompagnie (Q021p Geleen),
kŏmpenie (Q021p Geleen),
kómpenie (Q021p Geleen)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
gezicht (Q021p Geleen),
wezen:
waeze (Q021p Geleen)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
muil:
moel (Q021p Geleen),
snuit:
snoet (Q021p Geleen),
snuits:
sjnōēts (Q021p Geleen)
|
Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
familie:
familie (Q021p Geleen),
huishouden:
hoeshauwe (Q021p Geleen),
⁄t hoeshawe (Q021p Geleen)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gezŏnjd (Q021p Geleen),
gezônjd zie (Q021p Geleen),
niks mankeren:
niks mankeere (Q021p Geleen)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezònge mès (Q021p Geleen)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|