24715 |
groeien, wassen |
groeien:
eigen spellingsysteem
greuje (Q021p Geleen),
wassen:
wassen (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
wasse (Q021p Geleen),
WLD
wàsse (Q021p Geleen)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24164 |
groenling |
groenvink:
greunvink (Q021p Geleen),
greunvéénk (Q021p Geleen),
heivink:
heivéénk (Q021p Geleen)
|
groenling || groenling (14,5 groenig, met gele vleugel- en staartplekken; nogal plompe vogel; broedt ook in dorp en stad, vaak in doornstruiken; nest van worteltjes, witte eitjes, rood bespikkeld; roep snel [tjuktjuktjuk]; zang heeft op het eind [swèèèè]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20778 |
groente |
gemeus:
gemeus (Q021p Geleen),
groente:
eigen spellingsysteem
greunte (Q021p Geleen),
WLD
greunte (Q021p Geleen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
eigen spellingsysteem
greunte (Q021p Geleen),
WLD
greunte (Q021p Geleen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zeumərə (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21328 |
groentevrouw |
groentevrouw:
greuntevrouw (Q021p Geleen)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|
22193 |
groep (duiven) |
troep:
’ne tróp (Q021p Geleen)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: in groep vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21329 |
grof |
grof:
groof (Q021p Geleen)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
flink:
flink (Q021p Geleen),
fors:
fòrsj (Q021p Geleen),
grof:
graof (Q021p Geleen),
grof (Q021p Geleen),
zwaar gebouwd:
zwaor geboewt (Q021p Geleen)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)] || zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
machochel:
mechoggel (Q021p Geleen),
tram:
enne tram (Q021p Geleen),
trampel:
enne trampel ós (Q021p Geleen),
wals:
wals (Q021p Geleen),
weerborstel:
warbóssel (Q021p Geleen)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|