23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
angelusklökske (Q021p Geleen),
trumpklok:
trumpklok (Q021p Geleen)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)] || Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q021p Geleen),
floep:
flôp (Q021p Geleen),
schrik:
sjiet (Q021p Geleen)
|
een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33621 |
anjelier |
groffiaat:
groffijaote (Q021p Geleen),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
groffiaot (Q021p Geleen),
muurviool:
moerfiool (Q021p Geleen)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
anjer:
-
anjer (Q021p Geleen),
groffiaat:
-
groffiaot (Q021p Geleen),
gròffiaote (Q021p Geleen),
meibloem:
-
meibloom (Q021p Geleen),
violet:
-
flet (Q021p Geleen)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
muuranker:
mūraŋkǝr (Q021p Geleen),
slot:
slǭt (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Een verticaal voor de ijzerbok geplaatst U-balkje dat voorzien is van een door de bok heen reikende dwarsstang. Deze stang kan aan de achterzijde van de bok met een plaat worden vastgezet. Het geheel voorkomt dat railstukken ten gevolge van de druk uitspringen en ongelukken veroorzaken. [N 95, 587] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-5, II-9
|
28394 |
anthraciet |
anthraciet:
antrasit (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Steenkool met minder dan tien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 468; N 95, 460; monogr.]
II-5
|
21829 |
antwoorden |
antwoord geven:
anjtwoort gééve (Q021p Geleen),
terugzeggen:
truk zèkke (Q021p Geleen)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22111 |
apart lossen |
apart lossen:
apaart losse (Q021p Geleen)
|
het apart lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20638 |
appelbol |
appelbol:
Syst. WBD
appelbol (Q021p Geleen)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33494 |
appelboom |
appelbomen (mv.):
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuim (mv) (Q021p Geleen),
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuimke (Q021p Geleen),
appelbəmkə (Q021p Geleen),
eppelbøͅmkə (Q021p Geleen)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|