18906 |
handig |
handig:
henjig (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34566 |
handkar |
stootkar:
štǭtkar (Q021p Geleen)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28211 |
handlamp |
potlamp:
pǫtlamp (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hanjtjlaŋǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Niet-geschoolde arbeider die in de mijn meehelpt bij o.a. het vervoer. [N 95, 154]
II-5
|
28893 |
handnaaimachine |
handmachine:
hanjtjmǝšin (Q021p Geleen)
|
Naaimachine die men met één hand in beweging brengt. De informant van L 416 merkt op, dat men de machine aandraait door middel van een rad met een knop. De informant van Q 111* spreekt van een machine met zwengel. De informant van Q 88 vermeldt dat men de handnaaimachine niet meer gebruikt. [N 59, 17c]
II-7
|
17662 |
handpalm |
handpalm:
handjpalm (Q021p Geleen),
palm:
palm (Q021p Geleen),
volle hand:
volle handj (Q021p Geleen)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28010 |
handpijler |
handpijler:
hanjtjpęjlǝr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Pijler waarin de steenkool met behulp van de luchthamer wordt gewonnen. Zie ook het lemma Mechanische Pijler. [N 95, 281; monogr.]
II-5
|
32831 |
handrol, tuinrol |
rol:
rǫl (Q021p Geleen)
|
Een kleine rol voor gebruik in de tuin of op een klein perceel; deze rol wordt door een persoon voortgetrokken aan een touw dat op twee plaatsen aan het raam bevestigd is, of aan een met het raam verbonden steel met handgreep. Zie de afb. 85 en 86. [JG 1a; N 11A, 186a; A 40, 9f; div.]
I-2
|
25609 |
handschieter |
schieter:
šētǝr (Q021p Geleen)
|
Dun plankje waarop de kadetjes of andere broodjes, met twintig tegelijk, de oven worden ingeschoven. Woordtypen als "lange schieter" en "grote zwouw" wijzen erop dat hiervoor ook wel de gewone ovenpaal wordt gebruikt. Vgl. dit lemma met dat van ''ovenpaal''. [N 29, 96b]
II-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
eisj (Q021p Geleen),
eisje (Q021p Geleen)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)]
III-1-3
|