e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzouten zouten: zaute (Geleen) zouten (mv.?) [SGV (1914)] III-2-3
iris appel (van het oog): appel (Geleen), iris: iris (Geleen) Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)] III-1-1
jaarduif jarige, een ~: einjuirige (Geleen), juirige (Geleen), jäörige (Geleen) een duif die ouder dan één jaar is? [N 93 (1983)] || een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
jaargetijde jaargetijd: jaorgetied (Geleen) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
jaarmarkt jaarmarkt: jaormert (Geleen) de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)] III-3-1
jacquetpak bruidspak: broedspak (Geleen) het jacquet-costuum [N 59 (1973)] III-1-3
jagen jagen: jage (Geleen) voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)] III-3-1
jagersjas jagersjas: jaerersjas (Geleen) groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)] III-1-3
jaloers jaloers: sjeloes (Geleen), sjelōēs (Geleen) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] III-1-4
jam jam: sjem (Geleen), zjem (Geleen), zjèm (Geleen) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3