18818 |
kieskeurig |
difficile (fr.):
defisiel (Q021p Geleen),
neutelijk:
nĕŭtelik (Q021p Geleen)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiedele (Q021p Geleen),
kietele (Q021p Geleen),
kittele (Q021p Geleen)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kieuw (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
kiewe (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
roepen:
roope (Q021p Geleen),
rope (Q021p Geleen)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
keezel (Q021p Geleen)
|
kiezel [SGV (1914)]
III-4-4
|
18893 |
kiezen |
baktanden!!:
(de kiezen).
baktĕnj (Q021p Geleen),
kiezen:
keze (Q021p Geleen),
⁄t keeze (Q021p Geleen),
uitkiezen:
oetkeeze (Q021p Geleen)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] || het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] || kiezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakkert (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
kwakərt (Q021p Geleen)
|
kikvors || kikvors, puit [RND] || kikvorsch [SGV (1914)]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
kwakkerdennest:
kwakərtenɛs (Q021p Geleen),
kwakkerdennesten:
kwakkertenester (Q021p Geleen)
|
kikkerrit [DC 09 (1940)], [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)nest, nesten:
kwakkertenester (Q021p Geleen),
kwakərtenɛs (Q021p Geleen)
|
kikkerrit [DC 09 (1940)], [RND]
III-4-2
|
24309 |
kikkervisje |
koelkop:
koelkop (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)]
III-4-2
|