e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkerkuiltje klitskuil: klitschkoel (Geleen), kuiltje: kuulke (Geleen, ... ), Verkleinwoord van koel.  kuulke (Geleen) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkertermen anderhuivens: (wordt gezegd als men een andere knikker neemt).  āngeruves (Geleen), vallens: (als de knikker van de vinger glijdt).  valles (Geleen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knikkertermen: kuiltje in een maantje: (= in t ootje).  in è meŭnke (Geleen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knikkertermen: van meet af van perk af: (perk = streep waaraan begonnen wordt).  van perk āafn (Geleen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipbrood klaar: klǭr (Geleen) Brood waarin met behulp van schaar of mes een gleuf is aangebracht. Voor de overige broodsoorten en producten van het bakken zij verwezen naar het deel "Algemene Woordenschat". [N 29, 44b; N 29, 44a; N 29, 43] II-1
knipogen knipogen: knipauge (Geleen), oogje knippen: uigske knippe (Geleen), oogje pitsen: uigske pitsje (Geleen) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knippatroon patroon: pǝtrǭn (Geleen) Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.] II-7
knippen, snijden uitsnijden: ūtšni-jǝ (Geleen) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knipvlies pupil: puupil (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)] III-3-2
knoeien strooien: struiën (Geleen) morsen [SGV (1914)] III-2-3