e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnspoor handspoor: hanjtšpǭr (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het spoor waarover het vervoer van kolen, stenen en materiaal in het ondergrondse bedrijf plaatsvindt. In dit lemma is een onderscheid gemaakt tussen spoor in het algemeen, licht spoor en zwaar spoor, al naar gelang het aantal kilo''s dat per meter spoor wordt gemeten. Zwaar spoor wordt gebruikt op plaatsen waar vervoer met locomotieven plaatsvindt. De opgave "smalspoor" uit Q 113 voor de mijn Emma duidt op de breedte van het spoor, namelijk 60 cm. Omdat spoor altijd bestaat uit twee spoorstaven, zijn in dit lemma enkelvoudige en meervoudige begrippen terug te vinden. [N 95, 698; N 95, 699; monogr.; Vwo 671; Vwo 727] II-5
mijnspoor aanleggen spoor aanleggen: špǭr ānlɛqǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]) [N 95, 696] II-5
mijnwerker bergmann: bɛrxman (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kolengraver: kǭlǝgrē̜vǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), kompel: kompǝl (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kǫmpǝl (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), koolder: kø̄ǝldǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), kuilman: kulman (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV, Emma]), kuilpiet: kulpet (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), mijnwerker: minwerkǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]), ondergronder: ǫŋǝrgrønjǝr (Geleen  [(Maurits)]  ) De algemene benaming voor mijnwerker ondergronds en bovengronds. Naast de neutrale benamingen is er een aantal dat een bepaalde gevoelswaarde heeft. Al naargelang de gebruikssituatie drukt men daarmee scherts, spot, kameraadschappelijkheid en schelden uit. Een ander aantal heeft het karakter van bijnamen. Het is moeilijk om deze categorieēn van benamingen exact af te bakenen. Zo kon "kuilpiet" zowel een populaire benaming zijn als een scheldbenaming. De normale betekenis van "kompel" is vriend of maat, maar in de Belgische mijnen werd het in het algemeen in een negatieve betekenis gebruikt. Het woord "balt" slaat op Baltische mijnwerkers die na de Tweede Wereldoorlog in de Limburgse mijnen zijn komen werken. Het wordt als scheldwoord gebruikt (Vanwonterghem pag. 55). "Pieren" was de naam voor de mijnwerkers die uit Maastricht kwamen. [N 95, 115; monogr.; Vwo 64; Vwo 88; Vwo 187; Vwo 227; Vwo 436; Vwo 444; Vwo 516; Vwo 554; Vwo 640; Vwo 861] II-5
mijnwerkershuis kuilwoning: (mv)  kulwø̄neŋǝn (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]) [N 95, 41a; N 95, 41b] II-5
mikken mikken: mikke (Geleen, ... ), mikə (Geleen), richten: richten (Geleen) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: milimiëter (Geleen) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
minachten; minachtend minachtend: minèchtend (Geleen), schampen: sjampe (Geleen) blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
minderjarig minderjarig: minderjeurig (Geleen) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
minnaar kerel: ene kéél (Geleen), liefje: leefke (Geleen) minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)] III-2-2
mirakel wonder: wònjer (Geleen) Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3