e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
benauwd en vochtig weer benauwd (weer): benawd (Geleen), broeierig (weer): breuerig (Geleen), broeietig: breuetig (Geleen), broeilucht: breulŏch (Geleen), dompetig (weer): dómpetig (Geleen) bedompt, benauwd || drukkend warm, gezegd van het weer [zwoel, mof, zoel, flauw, smoel] [N 81 (1980)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
benedenstuk van de boom aardeinde: ē̜rtęnj (Geleen) Zie ook afb. 1a. [N 50, 7a; N 75, 86c; monogr.] II-12
benen (spotnamen) knoken: kneuk (Geleen), poten: peuët (Geleen), B.v. ich stjamp dich de peut onger de vot oet.  peut (Geleen), stelten: sjtelte (Geleen), stiepen: sjtīēpe (Geleen) benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)] III-1-1
bengelen bengelen: bengele (Geleen, ... ), bommelen: bŏmmele (Geleen) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwen: benuje (Geleen), nieuwsgierig maken: nuusjaerig maake (Geleen) zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
bepaalde hoeveelheid prats: eine pratsj (Geleen), scheut (water): eine sjeut (Geleen) een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] III-4-4
bepleisteren beklenen: bǝklē̜nǝ (Geleen), klenen: klē̜nǝ (Geleen) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
bergtop spits: sjpits (Geleen) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bergx bergen (mv.): mv.!  bérrəch (Geleen) berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht tijding: tieing (Geleen), WNT: ting (IV), In het Vroeg-nieuwndl. verkort uit tîding. Tijding, bericht.  ting (Geleen) een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] III-3-1