25636 |
beschuitmes |
mes:
mɛts (Q021p Geleen)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. WBD
besjuutepap (Q021p Geleen)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19285 |
beslissen |
een beslissing nemen:
besjissing numme (Q021p Geleen)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23937 |
besloten tijd |
gesloten tijd:
gesjlaote tied (Q021p Geleen)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21673 |
besteden |
uitgeven:
oetgaeve (Q021p Geleen)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
besjtaeke (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
schenken:
sjenke (Q021p Geleen)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || Iemand (met zijn allen) in het zonnetje zetten, geschenken geven - aan de vooravond van verjaardagen e.d. || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
besjtèlde mès (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
besjtĕmme (Q021p Geleen),
besjtömme (Q021p Geleen)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23976 |
bestialiteit |
beestig:
beëstig (Q021p Geleen)
|
Bestialiteit, geslachtsomgang met wezens van een andere natuur. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18845 |
beteuterd |
bescheten:
besjete veule (Q021p Geleen),
van streek:
van sjtreek (Q021p Geleen),
verpapzakt:
Rijnlands verbubbsachen: verbluffen
verpoptzakt (Q021p Geleen)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|