e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betonblokkenkoker blokkenkoker: blǫkǝkōkǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), koker: kōkǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Laura, Julia]) Gesloten ondersteuning die is opgebouwd uit betonblokken. Deze ondersteuning wordt gebruikt in steengangen die langere tijd bestaan en op plaatsen waar grote druk wordt verwacht of, volgens de invuller uit Q 33, waar weinig of geen onderhoud mogelijk is of was. Uit de opmerkingen van een respondent uit Q 113 blijkt dat men in de vier Oranje-Nassaumijnen de betonblokkenkoker bij een storing toepaste. [N 95, 341; monogr.; N 95, 342] II-5
betrappen attraperen (<fr.): attraperen (Geleen, ... ), snappen: sjnappe (Geleen) een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)] III-3-1
betrekken (lucht) betrekken: ⁄t betrèk (Geleen), zich betrekken: zich betrekke (Geleen), zich gaan betrekken: (niet exact).  ⁄t geit zich betrééke (Geleen) eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)] III-4-4
betten van een wonde baden: beè (Geleen), deppen: deppe (Geleen), nat houden: naat hawte (Geleen) lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)] III-1-2
beugelen beugelen: beugele (Geleen) Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] III-3-2
beuk beuk: -  beuk (Geleen) beuk (Fagus) [DC 39 (1965)] III-4-3
beukennootje beukel: -  beukel (Geleen) beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3
beul beul: de beul (Geleen) Bij gepaarde duiven spelen op de jaloersheid door bij de duivin een andere doffer te plaatsen dan de partner (de beul)? [N 93 (1983)] III-3-2
beurs beurs: de beusj (Geleen) De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)] III-3-3
bevallen bevallen: bevalle (Geleen), een kindje krijgen: e kiendje kriege (Geleen), kindje krijgen: kientje kriege (Geleen) Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] III-2-2