19259 |
bevel |
bestelling:
besjtèlling (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
bevel:
bevĕĕl (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
besjtĕlle (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
besjtèlle (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewirkelik (Q021p Geleen)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorhouwen:
dǭrhǫwǝ (Q021p Geleen),
droogkneden:
drø̄xknęjǝ (Q021p Geleen),
laten gaan:
lǭtǝ gǭn (Q021p Geleen),
neerduwen:
nērdyjǝ (Q021p Geleen)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierouke (Q021p Geleen)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25107 |
bewolkte lucht |
betrokken lucht:
de locht, den hemel is betrokke, doe zuus gein starre (Q021p Geleen),
bewolkte hemel:
den hemel is bewauwkt, doe zuus gein sjtarre (Q021p Geleen),
vol wolken:
de log, den hemel is vol wouke, du zuus gein starre (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
27622 |
bewust verzuimen |
bommelen:
bumǝlǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Zonder wettige redenen of zonder vooraf aangevraagd verlof niet werken. [N 95, 916: N 95, 915; monogr.; Vwo 823]
II-5
|
18839 |
bezadigd |
gans gemoedereerd:
gans gemoedereerd (Q021p Geleen),
gans rustig:
gans röstig (Q021p Geleen),
gemtlich:
gemütlich (Q021p Geleen)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
bessem (Q021p Geleen),
beͅsəm (Q021p Geleen),
bɛsəm (Q021p Geleen),
keerborstel:
Zie tekening: 3 (rechts)
kaerbeuschtəl (Q021p Geleen)
|
bezem [RND], [SGV (1914)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
aan de gang zijn:
aan de gang zien (Q021p Geleen),
bezig zijn:
bezig zeen mit... (Q021p Geleen)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|