e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poppenspel poppenkast: poppekas (Geleen), Karte 353.  poppenkast (Geleen) De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)] || Puppentheater. III-3-2
populier (alg.) canadas: kanadas (Geleen), popelaar: popeleer (Geleen) De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)] III-4-3
portefeuille portefeuille (fr.): Karte 74.  porte(-)feuille (Geleen) Brieftasche III-3-1
portemonnee, beurs beurs: (identiteitsbewijs of rijbewijs had niemand).  beusj (Geleen) de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)] III-3-1
portier portier: pǫrtēr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.] II-5
portiersloge portier: pǫrtēr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), portiersloge: pǫrtērslōžǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De ruimte waar de portier zich bevindt. Uit de woordtypen "penningcontrole", "penningenboede" en "markenboede" blijkt dat de portier ook soms de dienstpenningen uitgaf. [N 95, 4] II-5
postbode brievendrager: breevedraeger (Geleen), brevedraeger (Geleen), post: pos (Geleen), poͅz (Geleen) de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND] III-3-1
postkoets postkoets: poskoetsj (Geleen), pòskŏtsj (Geleen) een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)] III-3-1
postzegel postzegel: poszeegel (Geleen, ... ), poszegel (Geleen) het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)] III-3-1
poten poten: pǭtǝ (Geleen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5