e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pungel pungel: pø̜ŋǝl (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]) De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579] II-5
punt, stip punt: punt (Geleen), puntj (Geleen), puntje: puntje (Geleen), tikje: tikske (Geleen) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)] III-4-4
pupil appel: appel (Geleen), pupil: pepil (Geleen) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
purper, paarsrood purper: purper (Geleen), violet: flĕt (Geleen) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
quatertemperdag vastendag: vastendaag (Geleen) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raad raad: road (Geleen) raad [SGV (1914)] III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): en raodsel (Geleen), en rèùdselke (Geleen), raodsel (Geleen), raodselke (Geleen) raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam raamwerk: rāmwɛrk (Geleen  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), ruit: rūt (Geleen), venster: fenstǝr (Geleen  [(+)]  ), venstǝr (Geleen) Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-5, II-9
raamvleugel venster: venstǝr (Geleen) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raamwerk geraams: gǝrē̜ms (Geleen) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9