e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijkswachter gendarme (fr.): gendèrm (Geleen), gendérm (Geleen) een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)] III-3-1
rijp rijp: rīēp (Geleen) rijp [RND] III-2-3
rijp, rijmx rijm: riem (Geleen, ... ), rijp: riep (Geleen), rouwvorst: rievoosj (Geleen) rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijp, rijm [DC 48 (1973)] || rijp, rijm, ijzel III-4-4
rijshout, bonenstaak bonenstek: baonesjtekke (Geleen), erwtenrijs: erteriezer (Geleen), rijs: ries (Geleen), riezer (Geleen, ... ) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijs [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)] I-7
rijsplank plank: plɛŋk (Geleen), %%meervoud%%  pleŋk (Geleen) De plank of soms het rek waarop de narijs kan gebeuren. [N 29, 39a] || De plank, planken of een rek waarop de bolrijs plaatsvindt. [N 29, 35b] II-1
rijstebrij rijstepap: Syst. WBD  riestepap (Geleen) Rijstebrij (pötjesbulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
rijstevlaai rijstevlaai: Syst. WBD  riestevlaai (Geleen) Vla bedekt met spijs van rijst [N 16 (1962)] III-2-3
rijtuig geveer: gǝvɛ̄r (Geleen), rijtuig: ritȳx (Geleen), voiture-tje: fǝtȳrkǝ (Geleen) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rijzen rijzen: rīzǝ (Geleen) [N 29, 25b; monogr.] II-1
rimpelen, fronsen rimpelen: rømpǝlǝ (Geleen) Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.] II-7