e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlag flochetje: fluuske (Geleen), vaan: vaan (Geleen, ... ) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): vlag (2) [N 93 (1983)] || vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1, III-3-2
vlaggedienst vlaggeschicht: vlagǝšex (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I]) Bovengrondse dienst in de werkplaats. Volgens de informant van Q 15 verliep die van kwart voor 8 ''s morgens tot 5 uur in de middag. De informant van Q 21 maakt melding van een werkperiode van 8 uur ''s morgens tot 4 uur in de middag. [N 95, 116; N 95, 47; N 95, 123 add.] II-5
vlaggen heiplaggen: hęjplagǝ (Geleen), vorstrussen: vēšrøsǝ (Geleen) Plaggen of zoden die als nokbedekking worden gebruikt. Tegenwoordig wordt de nok vooral afgedekt met behulp van vorstpannen. Zie ook het lemma 'Vorstpan' in wld II.8, pag. 86. [N F, 9; N 4A, 34b] II-9
vlak stuk in een pijler recht stuk: rex štø̜k (Geleen  [(Maurits)]   [Laura, Julia]) [N 95, 287; monogr.] II-5
vlakke pijler vlakke pijler: vlākǝ pęjlǝr (Geleen  [(Maurits)]   [Emma]) Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287] II-5
vlechten vlechten: vlechte (Geleen), vlächte (Geleen), vlöchte (Geleen), vlöchten (Geleen) lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)] III-1-1
vlechttwijgen vitsen: vetšǝ (Geleen), witsen: wetsǝ (Geleen) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vlechtwerk vitswerk: vetswɛrǝk (Geleen) Het vlechtwerk van latten en twijgen dat in het open vak, gevormd door de horizontale en verticale balken, wordt aangebracht. [N 4A, 53d; N 31, 45c] II-9
vleermuis vleermuis: vlaermoes (Geleen) vleermuis [DC 40 (1965)] III-4-2
vlees vlees: fleisch (Geleen), flèi̯š (Geleen), flêš (Geleen), vleisch (Geleen) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3