18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boetetesj (Q021p Geleen)
|
de buitenzak [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
böljere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (Q021p Geleen),
böllebak (Q021p Geleen)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21118 |
bundel groenten |
bussel:
bössel (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
bössel (Q021p Geleen),
WLD
bössel (Q021p Geleen)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
bunjer (Q021p Geleen)
|
bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27711 |
bunkerruimte |
bunkerruimte:
bøŋkǝrrø̜jmtǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.]
II-5
|
24459 |
bunzing |
bovien:
boevien is de steenmarter
boevien (Q021p Geleen),
fis:
vis (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
vis is de boommarter
vis (Q021p Geleen)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21703 |
buren (ww.?) |
de nabuur zijn:
de naober zeen (Q021p Geleen),
naburen:
naobere (Q021p Geleen)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
burgemeister (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21245 |
bus |
bus:
bös (Q021p Geleen)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|