23623 |
consecratie |
consecratie (<lat.):
konsekraasie (Q021p Geleen)
|
De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23646 |
consecratiekaars |
kaars:
kaers (Q021p Geleen)
|
De consecratiekaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22005 |
constateren |
constateren:
konstateere (Q021p Geleen),
klokken:
klokken (Q021p Geleen)
|
het neerdrukken van een knop of hendel om de tijd op te tekenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27629 |
controlepenning |
dagschichtpenning:
daxšexpɛneŋ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits]),
middagschichtpenning:
medexšexpɛneŋ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Julia]),
nachtschichtpenning:
naxšexpeneŋ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Julia]),
penning:
penning (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.]
II-5
|
28069 |
controleren door de opzichter |
(de) schicht aanzetten:
šex ānzętǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Het controleren door de opzichter van de schacht of de afdeling, zijnde de pijler met toe- en afvoerwegen. Het "voorvaren" geschiedde volgens de invuller uit Q 121 meestal op zondag. [N 95, 130; monogr.]
II-5
|
27656 |
controlerend geneesheer |
(de) controlerende:
kǫntrolērǝndǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
De controlerende geneesheer die de mijnwerker al of niet genezen en gezond verklaarde. Volgens de informant van Q 113 gebeurde dit "gezond verklaren" nogal vlot. [N 95, 953]
II-5
|
21996 |
convoyeur |
convoyeur (fr.):
convoyeur (Q021p Geleen),
couvieeur (Q021p Geleen)
|
de persoon die de duiven begeleidt naar de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23392 |
corpus |
corpus (lat.):
corpes (Q021p Geleen)
|
Het corpus, de Christusfiguur van een kruisbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23620 |
credo |
credo (lat.):
credo (Q021p Geleen)
|
De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27927 |
cric |
cric:
krek (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Werktuig waarmee schuifstijlen onder het dak worden geplaatst. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Schuifstijl. [N 95, 348; N 95, 760 add.]
II-5
|