25127 |
dragen, gezegd van ijs |
houden:
⁄t ies hilt (Q021p Geleen)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
draager (Q021p Geleen)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
heemeldraegers (Q021p Geleen)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vanendrager:
vaanedraager (Q021p Geleen)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
drank:
drank (Q021p Geleen),
drànk (Q021p Geleen),
drinken:
ut drinkə (Q021p Geleen),
zuip:
zoep (Q021p Geleen)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21153 |
dreef |
lei:
Van Dale: III. lei (gew.), 2. laan, avenue.
lei (Q021p Geleen)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
dreissen:
RhWb I, 1482: dreissen, dreisten: durch Klagen lästig fallen
dreischen (Q021p Geleen),
jengelen:
jengele (Q021p Geleen),
meken:
meke (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
zaniken:
zanike (Q021p Geleen)
|
drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29037 |
dresseren |
inpersen:
epē̜šǝ (Q021p Geleen),
uitrekken:
ūtrękǝ (Q021p Geleen)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
28869 |
driehoek |
driehoek:
dri-jhōk (Q021p Geleen)
|
Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c]
II-7
|
22223 |
driejarige duif |
driejarige:
driejuirige auw doeve (Q021p Geleen)
|
een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|