e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gelieren Bret

Overzicht

Gevonden: 788
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisakker blok: bluęk (Gelieren Bret), geleg: gǝlē̜x (Gelieren Bret) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeur: [oven]dīǝr (Gelieren Bret) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Gelieren Bret), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Gelieren Bret) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzervlechter ijzervlechter: ęjzǝrvlɛxtǝr (Gelieren Bret) De arbeider die op de bouwplaats het ijzer voor gewapend beton aanbrengt. Zie ook het lemma 'Betonijzer'. [N 30, 3e] II-9
ingooien (in een kuiltje) in het kot leggen: ent kūǝt legǝ (Gelieren Bret) [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15] I-5
inkuilen inkuilen: e.nkǫu̯lǝ (Gelieren Bret) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
jong van een rund jong: jǫŋ (Gelieren Bret) [N 3A, 4] I-11
jong varken bag: bax (Gelieren Bret) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge geit lammetje: lęmkǝ (Gelieren Bret) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12
jonge kip hen: hen (Gelieren Bret) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12