33796 |
poot |
poot:
pǫu̯t (P186p Gelinden
[(mv pou̯tǝ)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
33573 |
postelein |
postelein:
poͅstəlēͅə.n (P186p Gelinden),
poͅsəlɛjn (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
33171 |
poten |
planten:
plā.ntǝ (P186p Gelinden),
poten:
pǫu̯tǝ (P186p Gelinden)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
21521 |
potlood |
potlood:
onzijdig
poͅtlət (P186p Gelinden)
|
Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
potǝbakǝr (P186p Gelinden)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
proom:
prōm (P186p Gelinden)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21006 |
prei |
poor:
puə.r (P186p Gelinden)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22356 |
priktol |
dop:
Alleen in fichesbakken!
dop (P186p Gelinden),
kapdop:
kabdoͅp (P186p Gelinden)
|
Gewone tol (die met een koord wordt geslingerd). [ZND 01u (1924)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
djeͅ kreͅgepeͅrsêsfərboͅl (P186p Gelinden)
|
Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plo:m, plömkə (P186p Gelinden)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|