25023 |
schemering, valavond |
valavond:
valovend (P186p Gelinden)
|
Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
schenkel:
skeͅ.ŋkəl (P186p Gelinden),
vars:
vā.s (P186p Gelinden)
|
schenkel [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19564 |
schenkkan |
karaf:
karaf (P186p Gelinden)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
skəpə (P186p Gelinden)
|
scheppen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18298 |
scheren |
scheren:
sxierə (P186p Gelinden)
|
scheren [inf.] [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
27015 |
scherp zetten |
scherp zetten:
sxɛ.rǝp ˲ze̜tǝ (P186p Gelinden)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|
26397 |
scheut |
scheut:
sxyø̜.t (P186p Gelinden),
sxyǝt (P186p Gelinden)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
20687 |
schijf braadspek |
braai:
braai= schijfje, plakje spek om te braden
broͅi (P186p Gelinden)
|
zwoerd [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34271 |
schijten |
kakken:
kákǝ (P186p Gelinden),
schijten:
sxē̜ǝ.tǝ (P186p Gelinden)
|
Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelmes:
i̯apəlmeͅi̯əs (P186p Gelinden)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|