e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sporten sproten: sproǝ.tǝ (Gelinden) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreeuw spreeuw: spriaf (Gelinden), spriâf (Gelinden) spreeuw [ZND 07 (1924)], [ZND 43 (1943)] III-4-1
spreken, praten klappen: hije kḁn dyts klḁpə (Gelinden), ni hat klappe (Gelinden) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)] III-3-1
springen springen: spreingə (Gelinden) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier springduur: sprɛ.ŋdȳr (Gelinden) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
staal staal: stuel (Gelinden) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staart staart: stat (Gelinden, ... ), staat: stàt (Gelinden), staatje: steͅtšə (Gelinden), varkensstaart: vɛ.rkǝstat (Gelinden) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-12, I-9, III-4-2
staartriem staartteugel: staartteugel (Gelinden) Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.] I-10
stal stal: stā.l (Gelinden) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stamboekstier gekroonde duur: gǝkrǫdǝn dȳi̯ǝr (Gelinden) Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b] I-11