e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelen, scheefslaan inschepen: ēͅingəschēĕp (Gelinden), lenen: gəlēͅint (Gelinden), pikken: gəpik (Gelinden), schamoteren (<fr.): Van Dale (FN): escamoter, 1. doen verdwijnen, weggoochelen, wegmoffelen; -2. afhandig maken, onfutselen...  gəschamətiat (Gelinden), scheefslaan: schēfchəslaogə (Gelinden) Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1
stengel, steel steel: stī.l (Gelinden) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterx ster: stēr (Gelinden) ster [ZND 07 (1924)] III-4-4
steunhoutjes tussen steel en balk schei: sxęi (Gelinden), steunhout: stønhǫu̯t (Gelinden) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
stiefkinderen stiefkinder: stîêfkeengər (Gelinden) stiefkinderen [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: stīəfmōiər (Gelinden) stiefmoeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stīəfvôôr (Gelinden) stiefvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiekem heimelijk: hīməlek (Gelinden), ook materiaal znd 1u, 65  heməleͅk (Gelinden), in het geheim: en ⁄t chəhēͅim (Gelinden), ook materiaal znd 1u, 65  eͅn ’t xəhēͅim (Gelinden), onder het hoedje: onder ⁄t hytšə (Gelinden), ook materiaal znd 1u, 65  ondər ’t hytšə (Gelinden) geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] III-1-4
stier duur: dȳr (Gelinden), dȳǝr (Gelinden) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  steͅsəl (Gelinden) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1