20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
kárbənōͅət (P186p Gelinden),
kotelet:
koͅrt’leͅtə (P186p Gelinden)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18195 |
kous: algemeen |
kous:
kôs (P186p Gelinden),
Mv. [e pouower ko(e)ste]
ko(ə)s (P186p Gelinden)
|
Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
kousbindel:
kōzbeŋəl (P186p Gelinden)
|
kousenband [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kō.tǝr (P186p Gelinden)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
18205 |
kraag |
kraag:
kroch (P186p Gelinden)
|
kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
zingen:
zęŋǝ (P186p Gelinden)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17562 |
kraakbeen |
knots:
knots (P186p Gelinden)
|
kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kingerbed (P186p Gelinden),
kéngərbét (P186p Gelinden)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭǝn (P186p Gelinden)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krīnəkrōͅnə (P186p Gelinden)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|