e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dorst dorst: tōəš (Gemmenich) dorst [ZND 04 (1924)] III-2-3
draaiorgel draaienorgel: `driənørəjəl (Gemmenich) Drienörejel: Drehorgel. III-3-2
draven draven: trāvǝ (Gemmenich) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
drinkglas glas: jlās (Gemmenich), halfje: = 1/2 liter  høͅfkə (Gemmenich), pint: arch.  pē.nt (Gemmenich), snel: = 1/2 liter  šneͅl (Gemmenich) drinkglas [RND] III-2-1
droog weer droog: drŭŭch (Gemmenich) droog [RND] III-4-4
druppel drup: ⁄n dröp (Gemmenich) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
duif (alg.) duif: duf (Gemmenich) Duv: Taubel. III-3-2
duif, algemeen duif: dŭf (Gemmenich) duif [ZND 18 (1935)] III-4-1
duiken plongeren (<fr.): plonžī:rə (Gemmenich) Plonjeere: Tauchen; (Fussb., vom Torwart) nach dem Ball hechten. III-3-2
duim duim: der doem (Gemmenich) duim [N 10 (1961)] III-1-1