e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haar haren (mv.): ho:rə (Gemmenich) haar (op het hoofd) [RND] III-1-1
haarscheiding schei: de scheej (Gemmenich) scheiding in het haar [scheej, streep] [N 10 (1961)] III-1-1
haarwrong vlecht: de fliete (Gemmenich) haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)] III-1-1
haasje-over bokspringen: `bo.kšpreŋə (Gemmenich) Boksprenge: Bock springen. III-3-2
hak knuppel: knø̜pǝl (Gemmenich) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] II-10
hak van een schoen knuppel: knöpel (Gemmenich) hak van de schoen [N 07 (1961)] III-1-3
hals haus: hos (Gemmenich) hals [N 10b (1961)] III-1-1
handen (kindernamen) handjes: händschere (Gemmenich) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) klauwen: klauwe (Gemmenich), knoevelen: knoevele (Gemmenich), knoken: knaueke (Gemmenich) [N 10 (1961)] III-1-1
handspel hands (eng.): hɛns (Gemmenich) Häns: (Fussb.) Handspiel. III-3-2