20787 |
koken (intr.) |
koken:
kawxə (Q251p Gemmenich),
cf. VD D-N s.v. "kochen
kaowchə (Q251p Gemmenich)
|
koken [RND], [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
17813 |
komen |
komen:
kaomə (Q251p Gemmenich)
|
komen [RND]
III-1-2
|
21266 |
koning |
koning:
køneŋ (Q251p Gemmenich)
|
koning [RND]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
belbruid:
WNT: belbruid - bellebruid, 2. Naam van een kaartspel.
bɛlbrū.t (Q251p Gemmenich),
bruid:
brū.t (Q251p Gemmenich)
|
Bruut: 2. Kartensp. (mitsche): König + Dame. || Bälbruut: Trumpfkarte (König und Dame) beim mitsche.
III-3-2
|
24192 |
koolmees, mees |
keesmeesje:
keesmeeske (Q251p Gemmenich)
|
koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
konrabelen:
kǫnrābǝlǝ (Q251p Gemmenich)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
konrabelen:
[konrabelen] (Q251p Gemmenich)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
18004 |
koorts |
fieber (du.):
fiəbər (Q251p Gemmenich)
|
koorts [RND]
III-1-2
|
33806 |
koot |
koot:
kuǝt (Q251p Gemmenich)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
22740 |
kopjeduikelen |
de keukelebok slaan:
Sub kokelebok.
der kokelebok schlue (Q251p Gemmenich)
|
Sich überschlagen.
III-3-2
|