19325 |
koppig |
steeg:
stēx (Q251p Gemmenich)
|
[JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]
I-9
|
24194 |
korhoen |
berkhaan:
beerkhaan (Q251p Gemmenich)
|
korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23274 |
koster |
koster:
kø:stər (Q251p Gemmenich)
|
koster [RND]
III-3-3
|
18179 |
kousenband |
hoosbindel:
hosbengel (Q251p Gemmenich)
|
kousenband [N 07 (1961)]
III-1-3
|
22858 |
kraaltjes |
parels:
pi.alə (Q251p Gemmenich)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (Q251p Gemmenich)
|
kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
jeuken:
jeuke (Q251p Gemmenich),
kratsen:
kratze (Q251p Gemmenich, ...
Q251p Gemmenich)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33896 |
krampig |
krampig:
krampex (Q251p Gemmenich)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24197 |
kramsvogel |
krammesvogel:
kramesvogel (Q251p Gemmenich)
|
kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopen:
Ver dönt/spääle nooloope.
`nōͅ:lō.pə (Q251p Gemmenich)
|
Nooloope: 2. Nachlaufen oder Fangen spielen.
III-3-2
|