24121 |
blauwborstje |
blauwbeestje:
blobèèsjke (Q251p Gemmenich)
|
blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwschimmel:
blǭšømǝl (Q251p Gemmenich)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reier (Q251p Gemmenich)
|
reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17691 |
blazen |
blazen:
blose (Q251p Gemmenich)
|
blazen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
19344 |
blij |
vro:
vruə (Q251p Gemmenich)
|
blij
III-1-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
t blood (Q251p Gemmenich)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
poettes:
poetēs (Q251p Gemmenich)
|
bloedworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blo:mə (Q251p Gemmenich)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
21301 |
boer |
boer:
būr (Q251p Gemmenich)
|
Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6
|
22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
bū.r (Q251p Gemmenich)
|
Buur: 2. (Kartensp.) Bube.
III-3-2
|