21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
gen wēͅrdə (Q003p Genk)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niet aantrekken:
trɛk dich dat ni aoən (Q003p Genk)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21779 |
(kleine) zelfstandige |
commerant (fr.):
ei kleéne commercant (Q003p Genk)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
tokken:
erYəs tiYə tokə (Q003p Genk),
tokə (Q003p Genk)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
straf geknookt:
straf Yeknukt (Q003p Genk)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
dŭbdīəkskə (Q003p Genk),
dŭpkle.tšə (Q003p Genk),
nōvəlbenšə (Q003p Genk),
ro.mets (Q003p Genk),
sle.ər (Q003p Genk),
wĕnəl (Q003p Genk),
ze.əvərlap (Q003p Genk)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || muts met poffer, minder kostbaar of minder uitgedost dan de grote witte muts, die bij rouwgelegenheden wordt gedragen [rouwpoffer] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22095 |
<naam> |
feestdag:
feestdaag van meinen heilige (Q003p Genk)
|
feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
voile (fr.):
vwal (Q003p Genk)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavekje:
Klein bloesje zonder mouwen.
kazəvɛkskə (Q003p Genk)
|
Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
voor vrouwen
leͅifkə (Q003p Genk)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|